Het ISR
Maar eerst nog even iets over het ISR. Dit instituut is de laatste jaren nogal onder vuur komen te liggen, mede naar aanleiding van een aantal uitspraken in het turndossier. Melders, beschuldigden, politiek en media hadden en hebben nogal wat aan te merken op de procedure. Net als ondergetekende overigens. De procedure duurt doorgaans veel te lang, verklaringen van melders en getuigen komen niet goed op papier en de dossiers zijn vaak niet op orde. In de zaak Wevers betitelde de tuchtcommissie het dossier zelfs als ‘zwaar onder de maat’. Ik hoef hier natuurlijk niet uit te leggen dat dit voor melders een zeer onwenselijke situatie is. Je zou maar na jarenlang moed verzamelen eindelijk een melding van grensoverschrijdend gedrag hebben gemaakt, en dan springt het ISR daar zo mee om. Maar ook voor (mogelijk onterecht) beschuldigden is dit natuurlijk niet goed.
Oorzaken
Waar het aan ligt? Om te beginnen lijkt het erop dat het ISR niet is berekend op het grote aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag dat de laatste jaren in de sport is gedaan. Het ISR is in ieder geval onvoldoende bemenst en lijkt ook onvoldoende toegerust voor dit type zaken.
Zo is mijn persoonlijke ervaring dat – door capaciteitsgebrek – er bij het ISR vaak te weinig ogen in de onderzoeksfase zijn waardoor daar vaak al procedures spaak lopen. Vergelijk het met één politieagent die meerdere verhoren in dezelfde (soort) zaken afneemt. Verhaallijnen gaan dan door elkaar lopen. Het gevolg is dat in de onderzoeksfase essentiële missers worden gemaakt.
Inmiddels heeft minister Helder (Langdurige zorg en sport) in mei 2022 aangekondigd dat er bij het ISR op ‘zo kort mogelijke termijn’ een professionaliseringsslag wordt gemaakt.
Maar er lijkt ook nog iets anders aan de hand. En dat heeft te maken met de bewijswaardering in dit soort zaken. Daarover vertel ik je graag meer.
Bewijs van grensoverschrijdend gedrag in de sport: de reglementen
Het sporttuchtrecht is civiel recht, maar in sommige opzichten lijkt het wel een beetje op het strafrecht. Zeker als het op een procedure aankomt. Toch wordt in het tuchtrecht een andere bewijsmaatstaf gehanteerd dan in het strafrecht. In het strafrecht moeten feiten namelijk wettelijk en overtuigend bewezen worden. Hiervoor is altijd een minimum aantal van twee bewijsmiddelen nodig.
De bepalingen over het bewijs in het sportluchtrecht zijn te vinden in artikel 3 lid 8 van het Algemeen Tuchtreglement en artikel 8 lid 5 van het Tuchtreglement Seksuele intimidatie van het ISR. Deze artikelen luiden als volgt:
‘Het bewijs van een overtreding is geleverd wanneer de aanklager of de kamer op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden van mening is dat de feiten die ten grondslag liggen aan de overtreding van het reglement, ertoe leiden dat voldoende aannemelijk is dat de beklaagde de overtreding heeft begaan.’
Dit betekent dat de overtreding waarvan melding is gedaan niet onomstotelijk hoeft vast te staan. Het hoeft slechts aannemelijk te zijn dat de overtreding heeft plaatsgevonden. Hiermee lijkt de lat lager te liggen dan in het strafrecht.
Maar, in artikel 3 lid 5 van het Algemeen Tuchtreglement lezen we het volgende:
‘Het bewijs van een overtreding is geleverd indien de commissie op grond van feiten en omstandigheden de overtuiging heeft dat de betrokkene de overtreding heeft begaan. De commissie kan het bewijs mede gronden op stukken, verklaringen, foto’s, t.v.- of videobeelden, e.d.. Het bewijs kan niet kan worden gegrond op één enkel stuk, één enkele verklaring of alleen op beeldmateriaal, met uitzondering van een verklaring welke afkomstig is van een (buitenlandse) zusterorganisatie van de sportbond of van een bij de sportbond in functie zijnde (wedstrijd)official.’
Deze bepaling vinden we niet terug in het Tuchtreglement Seksuele intimidatie. Maar met de eis dat i. de commissie de overtuiging moet hebben dat de overtreding is begaan en ii. er sprake moet zij van minimaal twee bewijsstukken lijkt de bewijsmaatstaf wel zwaarder te zijn dan in artikel 3 lid 8. Daar moet de overtreding namelijk aannemelijk zijn. Hoe wordt hier nu in de praktijk mee omgegaan?
Het bewijs in de praktijk
In de praktijk zien we dat het ISR verschillend omgaat met deze wat onduidelijke bewijsmaatstaf. In sommige zaken eist de commissie dat de overtreding ‘buiten redelijke twijfel’ moet hebben plaatsgevonden, terwijl er in andere zake sprake moet zijn van ‘voldoende overtuigend bewijs’ of zelfs dat ‘moet zijn komen vast te staan’ dat de overtreding heeft plaatsgevonden. En de Commissie van beroep hanteert de maatstaf dat zij op grond van feiten en omstandigheden de overtuiging moet hebben dat de overtreding is begaan of dat de overtreding voldoende aannemelijk moet zijn.
Hoe verder?
Laat voorop staan dat het bovenstaande er jou zeker niet van moet weerhouden om een melding te doen als jij met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag bent geconfronteerd. Probeer echter wel vooraf goed advies in te winnen bij vertrouwelingen en bij een advocaat – zoals ondergetekende – die hierin gespecialiseerd is. Je mag dan ook altijd vrijblijvend contact opnemen om jouw zaak te bespreken.
Lees ook: Grensoverschrijdend gedrag in de sport, zo werkt het sporttuchtrecht
Terug naar het overzicht